Lotus Formule 1 geschiedenis, deel 3 (1979-1994)
In het derde en laatste deel in onze serie over de geschiedenis van Lotus kijken we naar de periode 1979-1994. 15 jaar zonder wereldkampioen, maar wel met toprijders als Senna, Piquet, Mansell, Hakkinen en Andretti.
Dit is een vervolg op de Lotus Formule 1 geschiedenis deel 2: 1970-1978
Senna in zijn Lotus (rechts) voor Mansell's Williams
1979: Van de hemel in de hel
In de loop der jaren is het een traditie geworden dat Lotus-eigenaar en -ontwerper Colin Chapman topauto's laat opvolgend door modellen die te ingewikkeld en revolutionair zijn om goed te functioneren. In 1979 was dat niet anders. Bij de Lotus 80 die dat jaar het levenslicht zag was het grondeffect ver doorgevoerd. Niet de sidepods waren bij deze wagen voorzien van spoilers, maar de complete onderkant. De zo verkregen neerwaartse druk zou zo groot zijn dat er zelfs geen voor en achtervleugels nodig zouden zijn. Op papier tenminste, want als de auto zijn debuut maakt is dit al aangepast. Zonder al te veel succes want na drie wedstrijden verdwijnt de Lotus 80 al weer van het toneel.
Lotus 80
Lotus moet het dan in 1979 toch weer doen met de Lotus 79. Normaal gesproken zou dat - gezien de overheersing van dat model in '78 - geen probleem moeten zijn. De andere teams hebben echter niet stilgezeten in de winter en allemaal hun eigen op de Lotus gebaseerde wingcar gemaakt. En veel van deze auto's zijn beter dan de Lotus 79. In 1979 wint Lotus geen enkele Grand Prix meer. Regerend wereldkampioen Andretti eindigt in het WK op een blamerende tiende plaats, zijn nieuwe teamgenoot Reutemann (die het kopmanschap bij Ferrari had opgegeven om met Lotus een greep naar het kampienschap te doen) werd zesde.
1980: Een jaar om te vergeten
Reutemann en de nieuwe hoofdsponsor Martini verlaten na het teleurstellende jaar Lotus alweer. Als vervanger voor Reutemann wordt de jonge Italiaan De Angelis aangetrokken terwijl er dat jaar voor de Formule 3 rijder Nigel Mansell twee keer een derde Lotus wordt ingeschreven.
De weinig vernieuwende Lotus 81 blijkt niet veel beter dan de oude 79. Mario Andretti rijdt ongemotiveerd zij rondjes en haalt in het hele jaar welgeteld 1 punt. De getalenteerde Elio de Angelis heeft meer succes en wordt - ondermeer door in tweede plaats in de GP van Brazilie - zevende in het kampioenschap.
Lotus 81
1981: Lotus 88 wordt verboden
In 1981 draait de FISA de klok weer een paar jaar terug en verbiedt de door Chapman geintroduceerde grondeffect-spoilers onder aan de auto. Chapman komt dan met de Lotus 88. Deze auto heeft een dubbel frame en voldoet daarmee volgens Lotus aan de nieuwe regels. De Formule 1 Federatie denkt daar anders over en verbiedt de Lotus 81. Voor Lotus is er weer een jaar naar de knoppen!
Met een aan de nieuwe regels aangepaste Lotus 81 en later met een in allerijl gebouwde Lotus 87 worden De Angelis en Mansell uiteindelijk 8e en 14e in het WK.
1982: Eindelijk weer winst Als bij de GP van Oostenrijk de turbo-auto's stuk voor stuk uitvallen krijgt De Angelis zelfs de overwinning in de schoot geworpen. Al had de wedstrijd geen ronde langer moeten duren, Rosberg (Williams) nadert hem in de laatste ronde tot op 5/100ste van een seconde. In december 1982 krijgt het Lotus-team te maken met de grootste tragedie uit diens bestaan als team-eigenaar Colin Chapman volkomen onverwacht door een hartstilstand komt te overleiden. Zonder de briljante ontwerper zou Lotus nooit meer het niveau van vroeger kunnen halen. |
|
1983: Verder zonder Chapman
In 1983 werkt de dood van Chapman duidelijk door in het team waar Peter Wright tijdelijk de leiding heeft overgenomen. Ook het feit dat De Angelis en Mansell de eerste seizoenshelft met twee totaal verschillende Lotussen rijden komt de prestaties niet ten goede. De Angelis bestuurt een Lotus 91 met Renault turbo motor terwijl Mansell het de eerste acht races mog met de oude wagen met conventionele Ford-Coshworth motor moet doen. Toch haalt hij nog een 12e plek in het WK met 10 punten. De Angelis blijft steken op 2 punten.
1984: Betere tijden met de Renault turbo
In 1984 is Lotus met de Renault-motor weer redelijk terug aan de top. Tegem McLaren is niemand opgewassen (Lauda en Prost winnen 12 van de 16 GP's) maar De Angelis wordt wel achter deze McLaren-rijders derde in het kampioenschap. Mansell wint dat jaar zelfs bijna zijn eerste GP, in het verregende Monaco beland hij echter in leidende positie in de vangrails.
Lotus 95T (1984)
1985: Senna brengt Lotus terug aan de top
Dit is een van de redenen dat teambaas Peter Warr het niet meer in zijn landgenoot ziet zitten. Mansell krijgt geen contract voor 1985. Warr heeft meer vertrouwen in het grootste talent van dat moment, de Braziliaan Ayrton Senna da Silva, die als debutant met zijn gebrekkige Toleman-Hart bijna de GP van Monaco won waar Mansell crashte.
Al in zijn derde race voor Lotus wint Senna in de regen de GP van Portugal en ook op Spa (ook in de regen) is de Braziliaan de winnaar. Maar vooral in de trainingen maakt hij indruk, Senna lijkt niet van de voorste startrij weg te slaan en staat 7 keer op pole-position. Helaas is de Lotus (en dan met name de Renault-motor) verre van betrouwbaar en valt Senna vaak uit, niet zelden in leidende positie. Hierdoor kan hij de strijd om het kampioenschap niet met Prost aangaan en wordt slechts vierde. Voor velen is hij echter nog steeds de morele wereldkampioen 1985.
De Angelis doet het ook niet slecht. Hij wint in San Marino, staat na vier races even bovenaan in het WK en wordt uiteindelijk vijfde. Tegen Senna is hij echter niet opgewassen en hij besluit zijn geluk bij Brabham te beproeven. In dienst van dat team zou hij een jaar later echter dodelijk verongelukken.
Senna's eerste overwinning (Estoril 1985)
1986: Betrouwbaarheid doet Senna weer de das om
Voor 1986 waren de vooruitzichten uitstekend. Renault stopte met zijn fabrieksteam en ging zich helemaal op Lotus richten. Ontwerper Gerard Ducarouge kwam met een verbeterde auto, Senna had een jaar meer ervaring opgedaan en de betrouwbaarheid kon alleen maar beter worden.
Na zeven races en overwinningen in Spanje en Detroit stond Senna dan ook aan de leiding van he kampioenschap. Hij werd gevolgd door Prost en Mansell, die na zijn vertrek bij Lotus ook aan de top meedraait. Dan slaat echter de pech weer toe. Senna valt weer te vaak uit en valt terug naar een vierde WK-plek.
1987: Over naar Honda
Lotus ziet de onbetrouwbaarheid van de Renault-motoren als een belangrijke oorzaak voor het missen van het kampioenschap en stapt over naar de Honda motor die ook door Williams wordt gebruikt. Met deze motor werden Mansell en Piquet en tweede en derde in het WK in 1986 (met respectievelijk 2 en 3 punten achterstand op kampioen Prost). Kortom een kansrijke motor.
De Honda motor was inderdaad de beste van '87. De eerste drie coureurs in de WK-eindstand beschikte over deze motor. Helaas voor Lotus gingen Piquet en Mansell hierbij Senna voor. Lotus had de beste motor, volgens velen de beste coureur maar ze hadden niet de beste auto gebouwd. Zonde, want juist dit jaar zou Senna meestal de finishlijn halen. Twee overwinningen en een derde plek in het WK waren niet meer dan een troostprijs.
1988: De wereldkampioen rijdt in een Lotus
Toch mag er in 1988 een Lotus met startnummer 1 rondrijden. De regerend drievoudig wereldkampioen Nelson Piquet vervangt namelijk zijn landgenoot Senna die naar McLaren vertrekt. Het zijn echter Senna die dat jaar de titel pakt. Samen met zijn teamgenoot Prost is de ex-Lotus rijder bovendien goed voor vijftien zeges in zestien races. Een hard gelag voor Lotus omdat ze met dezelfde Honda-motoren rijden als McLaren. Opnieuw wordt Lotus op kwaliteit verslagen. Piquet wordt kansloos zesde in het WK.
Piquet in een Lotus 100T (1988)
1989: Het begin van het einde
Het ergste is dat Lotus door deze slecht resultaten de Honda-motor niet meer mag gebruiken. In 1989 moeten ze het doen met de Judd-motor die Williams het jaar ervoor al ver deed terugvallen.
Lotus zou dat jaar ook ver terug vallen. Piquet sprokkelt nog genoeg punten voor een achtste WK-plek maar zou nimmer het podium halen. Aan het eind van het jaar neemt hij dan ook snel de benen richting Benneton.
1990: De Lotus-Lamborghini
Minder vrijwillig is het vertrek van teamleider Peter Warr en de tweede coureur Saturo Nakajima. Veteraan Derrek Warwick en debutant Martin Donnely worden als nieuwe coureurs aangetrokken en de Lotussen worden voorzien van een Lamborghini V12 motor. Deze schone start levert echter niets op. Welgeteld drie punten haalt Warwick, en aan het eind van het jaar stapt niet alleen Lamborghini al weer op maar ook sponsor Camel.
Mika Hakkinen (Lotus 107) 1992
1991: Betalen voor een Lotus-zitje
Met twee debutanten, Mika Hakkinen en Julian Baily, de eerder afgedankte Judd-motor en zonder grote sponsor staan de zaker er slecht voor in '91. In de derde race (San Marino) is er een lichtpuntje als de coureurs vijfde en zesde worden (op drie ronden, maar toch). De rest van het seizoen gaat echter zoals je mag verwachten van zo'n team in moeilijkheden. Hakkinen laat zien dat hij een groot talent is maar vertoont zijn kunstjes in de tweede helft van het startveld. Baily mag blijven tot zijn geld op is waarna hij wordt vervangen door een hele stoet aan betalende vaak ongetalenteerde coureurs die zich meestal niet kwalificeren. Alleen Johnny Herbert valt in positieve zin op.
1992: Hakkinen laat van zich horen
Als je de grote successen uit het verleden even vergeet was 1992 geen slecht jaar. De Judd-motor werd vervangen door een Ford, misschien niet de sterkste, maar wel betrouwbaar was. Daarbij had men in Hakkinen een coureur waarvan je als arm team alleen maar kunt dromen. De Fin stuurde de Lotus regelmatig in de punten en werd zelfs achtste in het kampioenschap. Helaas betekende dat meteen ook dat ze hem weer kwijt waren. In 1993 was Lotus geen optie meer als McLaren je wilt hebben.
Tweede rijder Johnny Herbert viel op door in de eerste twee races van het seizoen zesde te worden. Daarna scoorde hij echter geen punten meer.
1993: Herbert sprokkelt punten
Herbert moest in '93 de kar trekken. En dat ging hem goed af, want met de oude auto van '92 scoorde hij 11 punten en werd 9e in het WK. Ook tweede rijder Alex Zanardi scoorde een puntje, maar de Italiaan werd gedurende het seizoen vervangen omdat hij veel brokken maakte. En dat kon Lotus niet meer betalen.
Lotus 107B (1993)
1994: Comeback mislukt, einde Lotus
De laatste twee jaar was Lotus met minimale middelen een goede middenmoter. Dat bleef niet onopgemerkt en toen Honda voor 1994 de motoren beschikbaar stelde leek het team weer op de terugweg naar de top. Dat pakte echter totaal anders uit. Er was geen geld om een nieuwe auto te bouwen zodat de Honda motor in de rond de Ford gebouwde wagen gehangen moest worden. Ook ontbrak het geld om de auto te ontwikkelen en om goed personeel aan te nemen. Zelfs Johnny Herbert kon niet vastgehouden worden toen hij halverwege het seizoen aanbiedingen van Ligier en Benneton kreeg.
Aan het eind van het seizoen staat het er financieel zo slecht voor dat het geen zin meer heeft om door te gaan. Er wordt nog geprobeerd om te verkopen, maar niemand wil het ooit zo roemruchte team overnemen. Acht jaar na Colin Chapman sterft ook het Formule 1 team van Lotus.
2010: Na 17 jaar toch nog een comeback
In 2010 zal Lotus terugkeren in de Formule 1. Al is het dan in feite alleen de legendarische naam die aan een nieuw team gehangen wordt.
De schatrijke Maleisiër Tony Fernandes heeft een licentie-overeenkomst met het eveneens Maleisische Proton, de eigenaar van de sportautofabriek Lotus Cars, om de naam Lotus te mogen gebruiken. Proton is sinds 1995 eigenaar van Lotus. Dat jaar namen ze de fabriek over van Bugatti.
Jarno Trulli en Heikki Kovalainen zijn in 2010 de rijders van de Maleisische renstal terwijl de Maleisiër Fairuz Fauzy test- en reserve-rijder is.